Kenniscentrum verstandelijk gehandicaptenzorg
Menu

Vader mag geen mentor meer zijn

18 januari 2012 Door de redactie Geen reacties

Een familieband kan warm zijn, maar kan ook knellen. Wij kennen in de zorg allemaal voorbeelden van ouders die hun kind verstikkend liefhebben of zich tot in de kleinste details met de zorg bemoeien. Hulpverleners hebben geleerd hiermee om te gaan en in hun begeleiding recht te doen aan de waarden en opvattingen van de ouders.

Vaak weten zij zo een werkbare situatie te scheppen, maar niet altijd. Soms zijn de verschillen van inzicht zo diep en langdurig, dat praten geen zin meer heeft en de rechter eraan te pas moet komen. Zo'n situatie deed zich voor bij Philadelphia Alphen aan den Rijn met een vader die, in de woorden van de rechter, 'het beste met zijn dochter voor had'.

Ontslagen
De man was mentor van zijn 37-jarige dochter met het syndroom van Down. De rechter had hem als mentor ontslagen na langdurige meningsverschillen met Philadelphia, waarna zowel de vader als de zorgaanbieder had gevraagd een nieuwe mentor te benoemen. Dit deed de rechter, maar bij nader inzien was vader het toch niet eens met zijn ontslag en ging hij daartegen in beroep. De nieuwe mentor was toch maar voor zes maanden benoemd en hij wilde na die periode weer mentor worden.

Onvoldoende personeel
Voor het gerechtshof voerde de vader aan dat niet hij, maar Philadelphia tekortschoot in de zorg aan zijn dochter. Een door hem ingeschakelde arts voor verstandelijk gehandicapten (Avg) had immers vastgesteld dat zijn dochter een te hoge medicatie krijgt. Daardoor loopt zij het risico van blijvend hersenletsel. En de instelling doet dit uitsluitend omdat er onvoldoende personeel is. Ook op veel andere terreinen laat Philadelphia steken vallen, aldus de vader, die aankondigde dat hij de zorgovereenkomst met Philadelpia zou ontbinden en naar een andere zorgaanbieder zou gaan, zodra hij tot mentor was herbenoemd.

Second opinion
Philadelphia bracht hiertegen in dat over de medicatie een second opinion was uitgebracht, waarmee de vader akkoord was gegaan. Zijn ontslag als mentor was terecht, omdat hij al lange tijd geen enkel vertrouwen meer had in de zorginstelling, wat ook zijn effect had op het welbevinden van zijn dochter.

Verstoorde verhoudingen
Het hof ging hierin mee met de constatering dat de verhoudingen tussen de partijen blijvend verstoord zijn geraakt en dat er sprake is van een vertrouwensbreuk. De spanningen tussen de vader en de instelling die verantwoordelijk is voor de zorg, hebben hun weerslag op het welzijn van de dochter. Het is daarom niet in haar belang dat haar vader haar mentor is. Zijn verzoek om zijn ontslag ongedaan te maken, werd afgewezen.

Jan Delfgaauw (Juridische column in Klik van januari/februari 2012, verschijnt 27 januari)

Wil je reageren op dit artikel? Log dan in als abonnee!