Kenniscentrum verstandelijk gehandicaptenzorg
Menu

Nieuws 17/8

17 augustus 2005 Door de redactie Geen reacties
Gezinsvoogd nodig voor verstandelijk gehandicapte ouders Onder toezichtstelling, een maatregel die de kinderbescherming nogal eens neemt, vinden medewerkers van de Raad voor de kinderbescherming ‘weinig geschikt. ’ Er zou een ander soort maatregel moeten komen; een nieuwe variant tussen OTS en ontheffing uit het ouderschap. Dat staat in een onderzoeksrapport van het Verwey-Jonker instituut over de bemoeienis van de Raad voor de kinderbescherming met kinderen van verstandelijk gehandicapte ouders. ‘Ontheffing is vaak een brug te ver, OTS is te weinig.’ Hoe vaak de kinderbescherming met deze groep gezinnen in aanraking komt is niet duidelijk. De schattingen van geïnterviewde medewerkers variëren van 5 tot 70% van hun klantjes. Vaak gaat het om gezinnen waar de problemen zich opstapelen. De affectieve binding van de ouders met hun kinderen is veelal ‘heel erg sterk,’ maar ‘ook heel wispelturig, want sterk afhankelijk van de stemmingswisselingen van de ouders. Het ene moment is het kind geweldig, het volgende moment een rotzak die niets goed kan doen.’ Wat ontbreekt is het stellen van regels, aldus de medewerkers van de kinderbescherming. Verstandelijk beperkte ouders hebben ‘vaak onvoldoende overwicht op hun kinderen.’ Ze zijn ‘heel zwart-wit in hun reactie. Het inzicht ontbreekt om in te zien wat goed is voor het kind. Als het kind niet meer bij hen is, omdat het uit huis geplaatst is, nemen ze afstand van hun ouderschap. Je bent naar hun idee dan geen moeder of vader meer. Ze nemen letterlijk afstand. Dat is voor de kinderen heel moeilijk.’ Dat maakt duidelijk dat het oppassen geblazen is met ingrijpen. Maar dat is altijd het uitgangspunt van de Raad: basisprincipe is dat kinderen het beste kunnen opgroeien bij de eigen ouders. Een onder toezichtstelling is altijd tijdelijk; bedoeling is ‘herstel van de opvoedingsrelatie van de eigen ouders.’ Dat is voor verstandelijk gehandicapte ouders ‘niet reëel’. Daarmee wordt het werk van Raadsmedewerkers ook niet reëel: het is ‘absurd dat je een hulpverleningsplan moet opstellen, terwijl je weet dat herstel van de opvoedingsrelatie niet haalbaar is.’ De Raad voor de kinderbescherming stelt als verbeteringen voor: een gezinsvoogd die als casemanager wordt aangesteld voor dat ene gezin, en OTS voor een langere periode, bijvoorbeeld vijf jaar of een bepaalde levensfase. De Raad voor de Kinderbescherming heeft tot nu toe geen uitgesproken deskundigheid ten aanzien van mensen met een verstandelijke handicap; de geïnterviewde medewerkers vinden dan ook dat ze ‘ niet altijd adequaat’ kunnen handelen. Lastig is dat vaak ‘te lang geprobeerd wordt om vrijwillige hulpverlening in te zetten.’ Daarvan staat in het rapport een voorbeeld: Een vrouw van 22 jaar, IQ lager dan 60, is op haar 15de zwanger geworden; dit kind is uit huis geplaatst. Daarna kreeg ze nog drie kinderen, nu allemaal nog onder de 3 jaar. Ze is een paar keer uit haar woonplaats weggevlucht toen de Raad voor de kinderbescherming zich met haar begon te bemoeien. In juni 2004 zijn de ouders zelf naar MEE gegaan. Ze hadden geen huis; ‘MEE kon daarom weinig. Nu hebben ze eindelijk een woning en is hulp opgestart.’ De kinderen zijn net op een kinderdagverblijf-plus geplaatst. Maar nu zit de vader, die de boel nog enigszins redde, in de gevangenis. De moeder kan ‘helemaal niks.’ Ze laat in de flat op vier hoog met de kleintjes thuis alle ramen openstaan. Dan loopt er ook nog een pitbull-pup rond. De kinderen zijn in een pleeggezin voor crisisopvang geplaatst. Nu de vader in gevangenis zit, werkt de moeder vrijwillig mee. ‘Maar als hij er weer uit is en weer slaat en dreigt, zal ze niet meer meewerken. Ze zullen verhaal komen halen bij MEE.’ MEE wil graag een OTS voor de kinderen. Een aanvraag duurt vier maanden, en de kinderen kunnen maar zes weken in de crisisopvang blijven. Ze zullen dus terug moeten naar hun moeder, maar dat is ‘helemaal niet verantwoord.’ Een medewerker: “Je hoopt maar dat het goed afloopt. In zo’n geval zou ik willen dat de Raad niet eerst een onderzoek doet, maar meteen actie onderneemt.” De raadsonderzoekers hanteren als graadmeters voor de vraag of verstandelijk gehandicapte ouders over de benodigde competenties beschikken: * Een affectieve band en je kunnen inleven in het kind. * Regelmaat kunnen geven, regels kunnen stellen en daarover uitleg kunnen geven aan het kind. * Het benul hebben dat je goed gedrag beloont en verkeerd gedrag sanctioneert, en dat kunnen toepassen in de praktijk. Het Verwey-Jonker instituut concludeert: * Er zijn meer ervaringen met onverantwoord ouderschap dan succesverhalen. * Ouderschapscompetenties zijn te vergroten als ouders leerbaar zijn. De deskundigen worstelen met de vraag of er een ondergrens is vast te stellen voor verantwoord ouderschap. Hoewel het enige objectieve criterium het IQ is, ben je er daarmee niet. Een verstandelijke handicap is meer dan een laag IQ. Bij een ondergrens valt te denken aan veiligheid kunnen bieden, verzorging, leerbaar zijn, empatisch vermogen, openstaan voor hulp. * Ouders met een verstandelijke beperking worden onvoldoende ondersteund. Dit geldt ook voor de kinderen. Er is een meer integrale hulp voor het gezin nodig, maar de indicatiestelling is daarbij een probleem, met name als de kinderen geen verstandelijke beperking hebben. De vraaggerichte cultuur in de zorg past niet bij deze doelgroep, vinden de onderzoekers. ‘Mensen moeten tegenwoordig zelf een duidelijke hulpvraag hebben, willen ze in aanmerking komen voor hulpverlening. Dat is bij deze groep nu juist een probleem.’ Raadsmedewerkers hebben ‘heel erg weinig mogelijkheden voor de hulpverlening aan gezinnen van verstandelijk beperkte ouders, zowel wat betreft kwaliteit als kwantiteit.’ En dan zíjn ze al soepel met hun voorschriften. Het onderzoeksmodel dat ze standaard moeten hanteren, is onbruikbaar: “Ik moet eerlijk toegeven dat ik heel soepel omga met dit model als het gaat om deze specifieke doelgroep. Het is voor mij belangrijker dat ik de ouders duidelijk kan maken wat ik kom doen en wat de consequenties zijn. Dat de ouders snappen dat het gaat om de ontwikkeling van hun kind. Dat vind ik belangrijker dan het model en of ouders instemmen met de onderzoeksvraag. Hetzelfde geldt voor de rapportage. Ik vraag me af of ze alles wel begrijpen. Als ze commentaar hebben gaat het altijd over feitelijke zaken.” Het rapport Kinderen van ouders met een verstandelijke beperking is te vinden op www.kinderbescherming.nl. Regels voor slaapdiensten worden aangepast Minister de Geus van Sociale zaken en werkgelegenheid past de regels voor slaapdiensten aan. Het ministerie wil niet wachten op een nieuwe Europese richtlijn, die vermoedelijk pas in 2006 komt. De Nederlandse regering moet nu wel wat doen, omdat het Europese Hof van justitie twee jaar geleden heeft besloten dat ‘aanwezigheidsdiensten’ gelden als werktijd. Door die uitspraak komen veel werknemers in de zorg of bijvoorbeeld bij de brandweer boven het wettelijke maximum van gemiddeld 48 werkuren per week. Die grens staat in het Arbeidstijdenbesluit en is gebaseerd op de huidige Europese richtlijn. Volgens die richtlijn kan een uitzondering op de regel worden gemaakt als de werknemer daarmee instemt. Het kabinet wil die uitzonderingsmogelijkheid in het Arbeidstijdenbesluit opnemen.

Wil je reageren op dit artikel? Log dan in als abonnee!