Bel je aan, voordat je als begeleider een woning van mensen met een verstandelijke beperking binnen komt? Hoe maak je een woonplek van een groep waar cliënten leven? Nicole van Troost denkt in haar blog na over hoe je mensen het gevoel geeft dat ze thuis zijn.
Toen ik werkte op een activiteitencentrum zeiden begeleiders van de woongroep ‘Jij bent meer iemand voor wonen’. Toen ik van een staffunctie ging werken op een woning, vonden velen dat ik een stap terug deed. Toen ik eigenaar van een Thomashuis was vond men mij een echte ondernemer. En ondanks een kritische houding naar veel van wat ik in de ‘zorg-in-natura’ zag en had ervaren, ben ik daar nu weer terug. In loondienst.
En uiteindelijk maakt het voor mij niets uit. Want waar het simpelweg om draait zijn de mensen voor wie die zorg bedoeld is. Welke functie ik ook heb, welk kader er ook omheen zit, die mensen, daar maakt mijn hart een sprongetje van.
Inzet
Hetzelfde geldt voor de professionals er omheen. Het maakt niet uit vanuit welk hokje ze werken. Ook nu, weer ‘terug’ bij zorg-in-natura, – een instelling, ‘residentieel’, geef-er-een-naam-aan-, zie ik mensen met grote betrokkenheid en inzet aan het werk. Mijn werkplek zit in mijn hart, zei ik laatst, en daar ben ik niet de enige in.
Vandaag hadden we het er over hoe je een woonplek kunt maken van een groep (in tegenstelling tot een werkplek). Bel je bijvoorbeeld aan, voordat je binnenkomt? Hoe doe je de dingen thuis en kun je dat zo overnemen bij een leefgroep?
Terecht merkte iemand op dat het geheel van groepen binnen de instelling meer als woonplek voelde, dan elke groep afzonderlijk. Een soort leefgemeenschap. Waar ook behandel coördinatoren en unithoofden deel van uitmaken (- ik blij ;-). Maar hoe is dat voor de bewoners?
Huiselijk
Het deed bij mij later op de dag ook de vraag rijzen hoe reëel het is om in een instelling het gevoel van een woonsituatie te willen creëren. Hoe goed we het ook bedoelen: het ìs geen huiselijke omgeving.
En zeker als het een behandelsetting betreft, dan lopen er nogal wat mensen rond, die er weliswaar niet wonen, maar wel een wezenlijke bijdrage aan het geheel leveren en ‘deel uitmaken van’. Zelfs in een Thomashuis, waar de situatie het normale leven een heel eind benadert, is het toch niet echt hetzelfde als in een doorsnee gezinssituatie.
Tegelijk: wat is normaal en hoeveel mensen leven daadwerkelijk in een doorsnee gezin? De ene vraagt roept de andere op, en pasklare antwoorden heb ik niet.
Jezelf zijn
Misschien is uiteindelijk de belangrijkste vraag om te stellen: ‘Wat maakt dat mensen het gevoel ervaren dat ze ‘thuis zijn’?’. Dat je jezelf kunt zijn. Geaccepteerd wordt zoals je bent. Dat men je ziet en hoort. Dat je veilig bent en een plek hebt om tot rust te komen, op te laden.
Als, in welke setting dan ook, stappen worden gezet om die vraag met- en ten behoeve van de bewoners te beantwoorden, en vervolgens met die antwoorden daadwerkelijk iets te doen, dan ben je volgens mij op de goede weg. |
Door Nicole van Troost, orthopedagoog en begeleider. Zij schrijft onder meer het weblog 'Dankbaar werk’ , waar deze aflevering als eerste in februari 2016 verscheen