Kenniscentrum verstandelijk gehandicaptenzorg
Menu

Gewone school doet meeste Downleerlingen goed

11 maart 2014 Door de redactie Geen reacties

De taal en schoolse vaardigheden van veel kinderen met Downsyndroom gaan er op een gewone basisschool op vooruit. Toch zijn veel reguliere schoolteams onvoldoende op de hoogte van het belang van inclusief onderwijs en hebben leraren meer training nodig om de komst van kinderen met verstandelijke beperkingen een succes te laten zijn. Verder vraagt inclusief onderwijs om een gelijkwaardige partnerschap tussen ouders en leraren. De conclusies staan in het onderzoek waarop Gert de Graaf, van de Nederlandse Stichting Downsyndroom, 7 maart in Gent promoveerde.

Een andere voorwaarde voor geslaagde inclusie van kinderen met verstandelijke beperking is voldoende geld om hen individueel onderwijskundig te begeleiden. De Graaf pleit er ook voor om leerlingen in het speciaal onderwijs meer schoolse vaardigheden aan te leren. Dat gebeurt nog veel te weinig. Dergelijke vaardigheden kunnen het leven van mensen met Downsyndroom verrijken: ze kunnen meer deelnemen aan de samenleving, worden zelfstandiger, en hebben meer plezier.

Tenslotte pleit De Graaf er in zijn proefschrift voor om sociale interacties voor kinderen met Downsyndroom met andere kinderen te organiseren, zowel op (de reguliere èn gewone) school als in de vrije tijd. Er zijn aanwijzingen dat scholen die handelen vanuit een sociaal model in plaats vanuit een medisch model, eerder bereid zijn dergelijke interacties te bieden.

Ouders
Hoewel in Nederland en elders de overheid vanaf midden jaren de onderwijsintegratie van leerlingen met lichte beperkingen stimuleert, is de integratie van leerlingen met Downsyndroom vooral dankzij ouders op gang gekomen.

In Nederland worden jaarlijks 275 kinderen met Downsyndroom levend geboren. In totaal wonen er nu 12.600 personen met Downsyndroom in Nederland. Het percentage zuigelingen met Downsyndroom is gegroeid van 11 per 10.000 begin jaren negentig tot 14 per 10.000 nu.

Het aantal kinderen met Downsyndroom in de leeftijd 4-13 jaar is gestegen van 1.300 in schooljaar 1985-86 tot 2.100 na 2005-06.

Ruim de helft
56 procent van alle Nederlandse kinderen met Downsyndroom geboren tussen 1993-2000 is begonnen op een reguliere school. Voor de geboortejaren 1987-88 is dat 39 procent. Het percentage (van alle kinderen met Downsyndroom in de leeftijd 4-13 jaar) dat onderwijs op een reguliere school volgt is gestegen van

  • 1 à 2 procent (20 kinderen) in 1986-87
  • naar 10 procent (140 kinderen) in 1991-92
  • 25 procent (400) in 1996-97
  • 35 procent (650) in 2001-02
  • tot 37 procent (800) sinds 2005-06.

De laatste jaren stijgt dit percentage nauwelijks meer.

Uitstroom
Het aantal leerlingen per schooljaar dat uitstroomt na het doorlopen van de hele basisschool is gestegen van

  • 6 in 1996-97
  • 29 in 2001-02, 50 in 2006-07
  • naar 60 in 2011-2012.

Het aantal leerlingen dat vroegtijdig overstapt van de basisschool naar het speciaal onderwijs (voor het einde van de basisschoolperiode) is in die zelfde periode van vijftien jaar gestegen van 33 naar 85 per schooljaar. Sinds begin jaren tachtig tot 2011-2012 hebben 2.600 leerlingen met Downsyndroom minstens een deel van hun schoolloopbaan op een reguliere basisschool gezeten. Het aantal leerlingen met Downsyndroom dat start op een school voor regulier voortgezet onderwijs is nog steeds laag, op dit moment hooguit tien per schooljaar.

Students with Down syndrome in primary education in the Netherlands: regular or special Effects of school placement on the development and the social network of children with Down syndrome and conditions for inclusive education. Proefschrift in de pedagogische wetenschappen van Gerrit Willem de Graaf. Het proefschrift is op te vragen bij Gert de Graaf e-mail GertdeGraaf@downsyndroom.nl

Wil je reageren op dit artikel? Log dan in als abonnee!