Kenniscentrum verstandelijk gehandicaptenzorg
Menu

Blog Kofi: van compassie naar repressie

7 juni 2023 Redactie Klik (1 reactie)

 Je bijt en knijpt de flinke kerels die tegenwoordig op de groep werken. Sportschooltypes, de frêle meisjes van vroeger zijn allang vertrokken. Eigenlijk is iedereen ervandoor, want wie wil zich nou laten krassen en bijten voor een loon waar je ternauwernood van kan rondkomen. Karin Bokhove, schrijft over haar zoon Kofi, die een verstandelijke beperking en autisme heeft en in een instelling woont.

Alweer enkele jaren wandelde ik vreesvrij met Kofi door het bos. Niet almaar alert. Tot de pendule laatst onverhoeds de andere kant uitsloeg. Het mooie verhaaltje dat ik had gefabriekt, over de pubertijd met zijn overmatige testosteron die nu gelukkig daalde, dat hij het leven steeds beter begreep enzovoort, aan diggelen.

Radeloosheid en angst
Je rent en rent, door straten en langs de flats, tot je op een desolate parkeerplaats achter een rij winkels tot stilstand komt. Radeloosheid en angst trekken als stuiptrekkingen over je gezicht. Je verdrinkt erin. Je zwiept met je handen, maar je kunt het niet van je afschudden. Je kunt er niet van wegrennen, hoe hard je ook gaat.

Zacht zeg ik je naam, maar ik kan je niet bereiken. Alles staat op onveilig en je gaat kopje onder. Papa papa papa zeg je monotoon, maar papa is er niet. Die heeft het opgegeven. Oud en versleten, mijn heup doet pijn, ik kan jullie niet meer bijhouden. En de sterke jongeman die ik had ingehuurd als lijfwacht is te ontdaan, die houdt zich stil wanneer ik hem oppiep voor hulp.

Onbereikbaar
En dus hol ik achter je aan. Maar rennen was nooit mijn sterkste kant, ook ik kan je niet bijhouden en nu ook niet meer bereiken. Tien jaar lang luisterde je naar me, kon ik je roepen, wacht, en dan wachtte je, maar nu ben je onbereikbaar.

Je dendert maar door over de stoep die uitkomt op de grote straat met druk verkeer. Wacht, stop! gil ik en registreer hoe de beveiliger van het drugspand aan de overkant op je afrent. Maar je staat stil aan de rand van het fietspad, je wacht toch.

Pas wanneer ik je hand grijp, trek je me mee de straat op. Het gaat niet meer, denk ik. Dat heb ik al zo vaak gedacht en toch vind ik telkens weer een opening om door te gaan.

Bezeten
De laatste weken lijkt je bezeten. Lopen, rennen, alsof de duivel op je hielen zit. Op de parkeerplaats sta je stil en tuurt naar de lucht, alsof je er in op wilt gaan. Foute boel. Ik zie je vertrokken gezicht en mijn hart krimpt ineen.

Ik pak je hand. Mama is hier. Kom we gaan noodles kopen. Daar hou je van. Die gaan we thuis lekker opeten. Je hoort me niet. Je bent verloren.

‘Je bijt en knijpt de flinke kerels die tegenwoordig op de groep werken’

Op de instelling is het elke ochtend bal. Escalatie. Met zijn vieren gaan ze erop terwijl je plat op de grond ligt en je voorhoofd tegen het nylon tapijt schuurt. Dat voorhoofd zit dus vol brandplekken, je ziet er nu echt uit als een grote gek.

Je bijt en knijpt de flinke kerels die tegenwoordig op de groep werken. Sportschooltypes, de frêle meisjes van vroeger zijn allang vertrokken. Eigenlijk is iedereen ervandoor, want wie wil zich nou laten krassen en bijten voor een loon waar je ternauwernood van kan rondkomen.

Compassie wordt vervangen door repressie
Nu weten ze daar op de instelling van gekkigheid niet waar ze personeel vandaan moeten halen. Zij-instromers stromen toe. Bakken begeleiders worden opengerukt als blikvoer, goedkope productiemiddelen die voor de dingen daar moeten zorgen. En wat doen begeleiders dan? Ik begrijp het wel, schreeuwen en commando's blaffen.

Jij, mijn kind, wordt rondgedirigeerd als een gevaarlijke gek. Daar kunnen ze niks aan doen, het is systemisch. Overal in dit land verdampt compassie en wordt vervangen door repressie.

‘Veiligheid kunnen mensen alleen bieden als ze die zelf ook voelen’

Maar in mijn grote gevaarlijke gek zit jij, een bang jongetje dat niet tegen schreeuwen kan, want dan raak je in paniek. Je wilt zo graag horen dat je het goed doet. Je wilt zo graag veilige bekenden die andere grote boze honden uit jouw buurt houden. Helaas, veiligheid kunnen mensen alleen bieden als ze die zelf ook voelen.

Rust
Nu lopen we met een zakje noodles langs het kanaal. Jij en je moederziel. Ik ren om je bij te houden, maar mijn kreunende gehompel is geen gezicht. Her en der vang ik meewarige blikken op. Ja, het is pathetisch, maar ik ben de enige die je nog hebt.

In het bos gaan we weer in draf. Wanneer je je naar me toedraait, fladdert mijn hart als een manke vogel bij de gedachte aan tanden en klauwen in mijn vel. Maar het gebeurt niet. Een mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest.

Voort gaan we, tot ik je beetje bij beetje tot rust zie komen. Groene blaadjes, geurig mos, ruwe stammen, zingende lentevogels laten je spanning stap voor stap wegvloeien. Je kijkt me aan en lacht, mamamamamama mompel je. En dan breekt mijn hart. Opgeven is geen optie. Heel goed gewandeld prijs ik je wanneer we weer naast de auto staan, met 18,2 km op de stappenteller.

Ontreddering
Ik lever je af bij de instelling en rij weg. Je staat in de tuin en observeert nauwlettend of ik me wel aan het script hou. Ja hoor, ik stap in de auto en rij weg. Bij de poort stop ik even, het zit erop, nu mag het, we staan weer op de parkeerplaats achter de winkels, ik zie weer de ontreddering op je gezicht en huil.  |

Fragmenten uit het weblog 'Het kleine leven van Kofi', door Karin Bokhove, moeder van Kofi. Zij schreef ook het boek Kofi, het kleine leven van een autist.

Wil je reageren op dit artikel? Log dan in als abonnee!