Kenniscentrum verstandelijk gehandicaptenzorg
Menu

Begeleiders in een kantoor: is dat de bedoeling?

16 april 2018 Margreet Pereboom, Geen reacties

Wat als je hulp nodig hebt, maar de begeleiders even lunchen in een kantoor? Wel in een mooie glazen ruimte, zodat ze je in de gaten kunnen houden, maar er nu even niet voor je zijn? Deze situatie overviel Margreet, toen ze als coach bij een vrouw met een lichte verstandelijke beperking op bezoek kwam. Er was sprake van een acute opname in de GGZ.

Fascinerend vond ik het als kind altijd al om mijn mond bij het raam te houden en dan te ademen. Mijn warme, uitgeademde lucht bleek niet onzichtbaar. Het was écht iets. Ik kon er vervolgens een hartje in tekenen of een woordje inschrijven.

De koude vitrine van de slager destijds deed het nog het beste. Al was die arme man niet blij met mijn koolstofdioxide en waterdampen op zijn schone glas.

Ik kan mij het gevoel van dit fenomeen nog goed herinneren. Het voelde verbazend en telkens weer als een nieuwe ontdekking aan oneindige mogelijkheden.


Glazen huis
Vandaag ben ik 44 jaar. Ik sta met mijn mond bij een grote ruit. Ik adem tegen het glas en zie dat het raam beslaat.

Achter het glas zitten mensen te eten. De grote, doorzichtige, oppervlakte blijkt een glazen huis te zijn in een woonkamer. Naast mij staat Eline en er lopen nog wat mensen, geïrriteerd rond.

“Zie je wel dat ik gelijk heb’, zegt ze. “Niemand ziet of hoort je hier.”

Ze heeft al een paar keer tegen het glazen huis aangeklopt. Maar alle begeleiders blijven gewoon door eten. Het is blijkbaar lunchtijd.

De tafels achter mij staan gedekt. De cliënten mogen nog niet gaan eten tot zij klaar zijn om ze te begeleiden.

“Het is niet eerlijk,” roept een jongeman. Een ander zwaait gevaarlijk met een bezem naar het kantoor. Want dat is wat het is. Een kantoor. Er staan tafels, bureaus en computers.


Contact?
Er wordt ongetwijfeld hard gewerkt daar achter die ramen. En zó, zal de gedachte zijn, hebben we zicht op de cliënten. Vaak zijn de kantoren die ik tegen kom in woonvoorzieningen hermetisch afgesloten met plakplastic of gordijnen. Maar of dit nu zoveel bijdraagt aan het contact durf ik te betwijfelen.

Inmiddels lopen de bewoners achter mij ,als roofdieren, heen en weer. De ergernis neemt bij ze toe. Zeker als er iemand opstaat en vervolgens de deur aan de andere kant neemt om thee te gaan halen.


Er is geen contact, er wordt niet naar ons gekeken, we worden letterlijk niet gezien

Dat is wat dit soort plekken, deze in een extreem voorbeeld, met je doen. Je sluit je, als begeleider, af van het contact met je medemens. Misschien omdat het zo georganiseerd is, misschien omdat iedereen het doet, maar misschien ook om jezelf te beschermen.

Waarom hebben we überhaupt kantoren? Wat is het nut? Hiermee sluiten we onszelf buiten. Het echte werk gebeurd in de letterlijke verbinding met die ander.


Paranoïde
Eline vertelt over het lange wachten als begeleiders op kantoor zitten over te dragen. Ze wordt er paranoïde van. Ze gaat denken dat het voortdurend over haar gaat.

Ook als ze even snel hulp nodig heeft, omdat de was haar niet lukt, moet ze maar hopen dat er ooit iemand komt. Het is altijd op het tijdstip van de ander, nooit omdat zij op dat moment behoefte heeft aan nabijheid en ondersteuning.

“Daarnaast is het hier soms best een linke toestand,” zegt ze. “Er is niet zo heel veel te doen op de dag. Als de andere bewoners zich gaan vervelen, dan gaan ze met dingen gooien tegen het glas of ze spugen er tegenaan.”


Aandacht trekken
Inmiddels ben ik zelf ook wel tot zoiets in staat. Ik vraag mij af welk lichaamsdeel ik tegen het raam moet plakken om aandacht te krijgen. Het wordt mijn neus, ik adem tegen het raam en de wasem geeft een extra dimensie aan het glas.

Op dat moment begint er binnen in mij iets te borrelen. Een nieuwe ontdekking, oneindige mogelijkheden…. net als vroeger.


‘Weg met deze afzonderingsruimtes voor hulpverleners’

Weg met die afgesloten kamers, die afzonderingsruimtes voor hulpverleners, deze bureaucratie. Ik bal mijn vuist , strijdbaar, de lucht in.

Eline begint hard te lachen. “Jij bent nog gekker dan wij die hier wonen.”

Ik weet niet of ik het met haar eens ben. Zijn zij nu gek, ben ik het of is de gekte nu juist dat de hulp voor mensen met een verstandelijke beperking, in de GGZ of in de ouderenzorg veelal in een kantoor plaats vindt?

Wie het weet, mag het zeggen!!!  |  Margreet Pereboom

Wil je reageren op dit artikel? Log dan in als abonnee!