De keukentafel stond deze keer in een revalidatieoord. Hans is een voet kwijtgeraakt en leert daar lopen met een prothese. Ik vreesde dat de ambulante begeleiding niet meer vergoed werd vanwege zijn verblijf in een 24-uursvoorziening. – Keukentafelblog Ernst Timmer
Het was nog even de vraag of ik de begeleiding in het revalidatieoord mocht komen voortzetten. Ik was bang voor een dubbele verstrekking: iemand die in een 24-uursvoorziening woont kan geen aanspraak maken op begeleiding buiten die voorziening.
Maar met de nieuwe driedeling in de zorg (Wet langdurige zorg, Zorgverzekeringswet en Wet op de maatschappelijke ondersteuning) is dit nu juist weer gemakkelijker geworden. Revalidatiezorg valt onder de Zorgverzekeringswet en daar bemoeien ze zich niet met de Wmo-zorg.
Dat verdom ik!
In het revalidatieoord zijn ze blij met mij, want Hans is een tamelijk onmogelijke man. Als de lift naar zijn zin niet snel genoeg komt schreeuwt hij zijn ongenoegen uit over de ganse recreatiezaal. Elke nieuwe stap in zijn revalidatie verwelkomt hij met een bozig: “Nee, dat verdom ik!”
Ik houd er niet van om volwassen cliënten met kinderen te vergelijken, maar tegen de re-validatiearts hier heb ik toch maar gezegd: “Eigenlijk is Hans gewoon een kind van drie. Het is altijd eerst nee. Daarna kunnen de onderhandelingen beginnen.”
Kutgemeente
De mevrouw van het keukentafelgesprek kwam keurig op tijd. Dat was maar goed ook want: “Ik ga niet zitten wachten op dat wijf van die kutgemeente.” Het wijf stelde zich vriendelijk voor en vertelde waarvoor ze kwam.
Hans had zijn rolstoel tegen de tafel aangedrukt en wreef met een doekje over het display van zijn I-phone. Ik vertelde dat het verlies van zijn voet de begeleiding van Hans een wat ander karakter zou geven. Er moet ook gekeken worden naar aanpassingen in zijn huis.
“Is uw huis geschikt voor een rolstoel?” vroeg het wijf van die kutgemeente.
“Ik blijf echt niet in die rolstoel zitten,” zei Hans. “En ik ga ook m’n huis niet uit.”
“Er zijn misschien wat aanpassingen nodig, zoals een traplift,” vulde ik aan. “De ergothera¬peut gaat nog in het huis kijken wat er allemaal nodig is.”
“Ik ga echt m’n huis niet uit,” herhaalde Hans.
Zucht
De Wmo-mevrouw wilde weten waar Hans begeleiding bij nodig had. Hans gaf geen antwoord en begon weer driftig het display van zijn telefoon op te poetsen.
“Vind je het goed dat ik het vertel?” vroeg ik.
Diepe zucht.
Ik vertelde hoe moeilijk het leven voor Hans was: het omgaan met geld, het lezen van brieven, het begrijpen van instanties, het herkennen van verkeerde vrienden, de verleidingen van genotmiddelen. En hoe we de laatste jaren hadden gevochten voor het behoud van zijn voet, waarin een wond was gaan ontsteken.
Voet eraf
Hoe vaak we op het voetenspreekuur waren geweest waarin een chirurg, een wondverpleegkundige, een podoloog en een hyperbaar geneeskundige wikten en wogen, waarna uiteindelijk de schoenmaker de knoop doorhakte en zei: de voet moet worden gegipst. Maar het gips hielp al evenmin als operaties, vacuümpompjes en zuurstofbehandelingen. Nu was de voet eraf en Hans was eigenlijk alleen maar opgelucht. De pijn was weg.
“Wat een verhaal,” zei de Wmo-mevrouw.
Hans pakte zijn I-phone en liet het wijf van die kutgemeente een filmpje zien van zijn eerste stapjes met de prothese.
“Dat ziet er goed uit,” zei ze.
Verbouwen
“Kunt u hiermee uit de voeten?” vroeg ik nog. Grapje.
“Ja,” lachte ze. Tot Hans: “Ik neem aan dat u de begeleiding hetzelfde wilt houden?”
“Hebt u liever dat ik het gemeentehuis kom verbouwen?”
“U kunt altijd bij ons terecht voor een traplift,” antwoordde ze gevat. |
Column in de serie Keukentafel-blogs van Ernst Timmer.