Kenniscentrum verstandelijk gehandicaptenzorg
Menu

Kofi als oud mannetje - Later

30 maart 2015 Karin Bokhove Geen reacties

Moeder parkeert haar auto tussen wat struiken op het terrein, ze zet de motor uit en kijkt op. Voor haar schuifelt een ordeloos groepje over het pad, een zwalkende kluwen spastische wezentjes; gevouwen handen in de mond gepropt of met een afwerend gebaar voor het hoofd gelegd.Weblog Karin Bokhove over haar zoon Kofi

Misvormde koppen met angstig opengesperde monden; vertrokken gaten waar langsheen neus en kin elkaar bijkans raken. Wezenloze blikken. Het terrein wordt bevolkt door vreemde wezens, kromgetrokken gedaantes, broodmagere geraamtes, duistere schimmen, voor eeuwig aan hun rolstoel gekluisterde plumpuddingen, jongens met traliewerk om hun hoofd dat hen verhindert de schedel kapot te slaan.

Menselijk?
Dit zijn verstandelijk beperkten met moeilijk verstaanbaar gedrag, meervoudig complex geestelijk gehandicapten, zwakzinnigen, idioten, debielen, imbecielen, afstotelijk als op een middeleeuws schilderij. Ze lijken niets menselijks meer te hebben.

Wanneer ze ineens op moeder afkomen bedwingt ze de impuls om hen af te weren, "O, god, als die me maar niet gaat knuffelen!" Ze kan het niet helpen, ze wordt bevangen door dat onpeilbare afgrijzen dat mensen van nature voelen voor het afwijkende, wanneer hun binnenste gealarmeerd uitroept dat er iets niet klopt.

Verbetenheid
Alleen een nauwe band verdrijft die afkeer. Ernstig mismaakten vallen vrijwel zonder uitzondering terug op hun moeder. Wanneer de buitenwereld zich heeft afgekeerd houdt zij vast aan haar liefde, misschien wel met extra verbetenheid.

Moeder voelt van nature snel afgrijzen, heeft een scherp oog voor de nare kanten van het leven. Daarom verwonderde het haar dat ze Kofi nooit vies vond. Snot, kwijl, plas en poep veegde ze weg alsof het van haarzelf was, zolang het tenminste nog in warme vorm aan het lichaam verbonden was. Maar voor een vreemde zou ze het niet kunnen.

Tevoorschijn
Toch zag ze langzaam maar zeker de instellingsbevolking tevoorschijn komen uit hun omhulling. Diep verstopt onder hun soms afschrikwekkende voorkomen schuilen bange of blije mensjes. Wezentjes die zich vastklampen aan vertrouwde anderen. Je ziet 't zo makkelijk over 't hoofd.

Waar ze zichzelf in eerste instantie forceerde om vriendelijk te zijn, keek ze gaandeweg door hun masker heen. Laatst klom een van hen bij haar op schoot en drukte zijn loopneus in haar trui. Ze sloeg haar arm om hem heen en drukte z'n hoofd heel eventjes tegen zich aan.

Wakker schudden
Ze stapt de dagopvang binnen. Kofi ligt in foetushouding te slapen op een plastic matras, z'n kapotgeknaagde handen tussen z'n knieën, een vuilgroen dekentje over z'n hoofd. Ze probeert hem wakker te schudden, want de begeleidster vertelt dat hij inmiddels alweer een dik uur ligt te ronken. Roepen, kietelen, een koud waslapje in z'n nek leggen, niets helpt. Uiteindelijk trekt ze de deken van hem af en kiept het plastic matras om. Nu moet hij wel.

Zo ziet ze voor het eerst hoe Kofi eruit zal zien als oud mannetje. Onwillig uit z'n slaap gerukt, wankel balancerend op z'n schoenen, aarzelende pas, capuchon over z'n voorovergebogen hoofd getrokken, diepe groeven in z'n gezicht.

Aantrekkelijk
Ze maken een ommetje, maar hij trekt haar binnen de kortste keren weer de warme opvang in.
Hij was zo'n knap kind, knuffelig en aaibaar. Begeleiders waren dol op hem. Zelfs nu hij volwassen is oogt hij nog aantrekkelijk, vooral wanneer hij stil naar de hemel staart. Maar steeds talrijker zijn de momenten dat hij z'n gezicht vertrekt in vreemde grimassen die zich langzaam maar zeker permanent in z'n hoofd groeven, de momenten dat hij hinkstappend voortgaat terwijl het scharnier in z'n heup knarsetandend protesteert, z'n handen met kapotgekauwde knokkels woest wapperen, z'n bovenlichaam kromtrekt en een zwabberende kwijldraad aan z'n mond hangt. Sja, dat oogt toch minder aantrekkelijk. Ook de begeleiders worden haast onmerkbaar zakelijker.

Het blijft moeilijk te verteren. Moeder wilde altijd afdwingen dat anderen van haar kind hielden, ze hem niet eng of afstotelijk vonden, terwijl zij op haar beurt de kleren van Kofi zuinigjes in de was gooide zodra hij thuiskwam, die kleren waar andere kinderen aan hadden gezeten met hun snotvingers, kleren waar het vuil van de instelling nog aan kleefde, de geur van afschuw nog in huisde.

Warmere bril
Straks loopt ook hij voorovergebogen, met een vertrokken gezicht en een druppel aan zijn mond. Een kop vol grijs haar, het kale vel verder landinwaarts getrokken. Dartelende peuters zijn vertederend, een atletische jongen met een draad aan z'n kin geeft een lichte schok, kwijlende grijzaards zijn afstotelijk. Maar misschien, denkt moeder, bezien verzorgers hun medemens wel door een warmere bril. Begeleiders zijn nu eenmaal liever dan gewone mensen. Ze zien altijd het positieve, oordelen mild, vegen vol compassie bejaarde billen af, creëren een zo normaal mogelijk bestaan voor mensen die buiten de boot vallen. Misschien gaan die goed voor hem zorgen. Later.

Weblog
Door Karin Bokhove, moeder van Kofi. Zij schrijft onder meer het weblog 'Het kleine leven van Kofi' , waar deze aflevering in 2014 verscheen.

Wil je reageren op dit artikel? Log dan in als abonnee!